zaterdag 6 september 2014

Vrijdag 5 september 2014, van Città di Castello naar Tordibetto, 70.76 km.

Daarna met de auto naar Marga, het buurtschap San Donato hoog in de bergen, gem. Valfabbrica. Het is de dag van de begrafenissen.
Vandaag 1 maand precies onderweg en wat heb ik al veel mooie dingen mogen ervaren. Natuurlijk waren er wat kleine tegenslagen en verdrietige dagen, maar die wegen niet op tegen al dat moois. Vandaag is zo’n dag geweest van mooie en moeilijke momenten. Maak eerst nog een foto van de hotelkamer, zoals overal ligt alles verspreid over de bedden en de grond. Om negen uur vertrekken Johan, Leny en ik tegelijkertijd. Tijdens het opstappen glij ik van de trapper. Mijn scheenbeen ligt   Leny is verpleegster en pakt gelijk haar EHBO spullen en schuift me eerst Betadine toe om dat er op te doen. Daarna pakt ze pleisters om vooral de onderste strak er overheen te plakken in verband met de bloedverdunners die ik gebruik. I sta helemaal te trillen van pijn en schrik. In een mum van tijd zie je alles boven de pleisters dik worden. Het duurt wel enige tijd voor ik van de schrik ben bekomen. Buiten de stad neem ik afscheid van beiden. Zij fietsen sneller en nu helemaal. Ieder moet zijn eigen tempo aanhouden en door de pijn ligt het mijne nog lager. 
open.

De zon schijnt, maar de kopjes van de zonnebloemen hangen treurig naar beneden op de velden, alsof ze verdriet hebben. Juist zij hebben de zon zo hard nodig om te leven, maar zijn uitgebloeid. Vogels hoor ik om me heen zingen en de krekels zingen op hun manier hun lied. Ieder van ons is dankbaar voor de straaltjes die we mogen ontvangen. Ondertussen ben ik gestopt om paracetamol in te nemen tegen de pijn. Mijn been trekt helemaal. Wanneer ik langs de weg bij San Secondo een motorzaak zie wil ik mijn banden op laten pompen. Vader en zoon komen met twee wijze gezichten voelen, overleggen met elkaar en besluiten beiden dat er geen lucht in hoeft. Mijn wijsheid zegt dat er wel wat bij mag, maar ja tegen twee vaklui moet je niet gaan argumenteren. Zeker wanneer je de taal niet machtig bent. Je verliest het altijd. Dus stap ik heel voorzichtig weer op mijn fiets om verder te rijden. Wat ik heel rustgevend vind is dat de Apennijnen wat meer links liggen en ik door een dal rij. Wordt een makkie vandaag met maar één echte klim. Kan een mens zich meer vergissen dan ik? Het dal staat vol tabaksplanten, maïs en verdorde zonnebloemen. Af en toe springen er een paar jonge fleurig gele zonnebloemen tussenuit, die tussen al die bruine terneergeslagen koppies extra opvallen met hun gele gezichtjes naar de zon gericht. Ondanks de pijn geniet ik van alles wat ik zie. Het wolkendek trekt hier een daar weer dicht en wanneer de zon dan even zijn stralen naar beneden  
doordrukt, is het extra genieten. Links van me wil de hemel met een mooie blauwe kleur openbreken. Ik geniet en voel me rijk, dat ik dit alles mag ervaren.

Iedere avond bij binnenkomst is het eerste wat ik doe mijn shirt en fietsbroek uitwassen, in de hoop dat ik ze de volgende ochtend weer aan kan trekken. De fietsbroek heb ik er twee van, maar dat roze shirt is mijn enige fietsshirt. Het draagt zo lekker en je kunt van alles in de achterzaken kwijt. Een zak is voor de telefoon. Een ander voor de zakdoekjes en in de derde stop ik iedere morgen de rozenkrans die ik vorige week zondag cadeau had gekregen. Zelfs als het shirt niet helemaal droog is, trek ik het weer aan. 
 
Even buiten Montecastelli rij ik langs een jong poesje, dat dood op de weg ligt. Terwijl ik het zie kijkt een gebroken oogje me aan dat me diep in mijn hart raakt. Ik voel en hoor een stem dat ik het weg moet halen van de weg. In de verte zie ik een grote vrachtwagen komen en het idee dat het hierdoor nog eens overreden zou worden maakte dat ik als een speer me omdraaide. Tegen het  
verkeer in fietste om er zo snel mogelijk bij te zijn. Pakte het met een paar papieren zakdoekjes beet en liep naar het hoge gras waar ik het toedekte. Het lijfje was nog warm. Aan de onderkant was het allemaal bloed en hing een oogje er uit. Maar de bovenkant was zo gaaf, alsof het nog leefde. Het bloed was vers, vermoedelijk was het nog maar net gebeurd. Mijn hart huilt en al heel snel komen de tranen. Ook nu, terwijl ik schrijf zie ik weer dat kleine poezenbekje voor me. Ik voelde hoe dankbaar het was dat ik haar daar in dat hoge gras had neergelegd. Ik had niets om het te begraven, maar de witte zakdoekjes beschermden haar enigszins voor alles van buitenaf. Wanneer ik wegrij, blijven de tranen stromen. Waarom? Heeft het wel allemaal met het poesje alleen te maken? Ik weet het niet. Het beeld kan ik niet uit mijn ogen krijgen. Ik voel hoe dankbaar ze is dat ze veilig daar ligt,
beschut door het hoge gras. Het was zo klein en teer. Het is wat veel vandaag. Jenny, dit poesje, mijn scheenbeen. Het blijft er niet bij.

Even voor Umbértide moet ik rechtsaf. Halverwege mijn klim naar bovenzie ik een dode slang liggen. En weer zegt mijn gevoel stoppen. Ook dit beestje blijkt net aangereden te zijn. Opnieuw pak ik mijn zakdoekjes, wikkel hem er in en leg hem in de berm. Er is geen gras, dus leg ik er blaadjes overheen. Het is de dag van de begrafenissen. Opnieuw komen tranen van verdriet naar buiten. Ze omhelzen veel meer dan alleen deze twee dieren. Het zijn tranen uit het verleden die naar buiten komen en alles bevrijden wat nog vast zat. Misschien ook een afsluiting van veel verdriet uit mijn leven. Een begrafenis of dood is het begin van een nieuw leven. Vandaag word ik er drie keer mee geconfronteerd. Zou ik drie nieuwe levens beginnen? 

In Badia Monte Corona wil ik in de kerk een kaarsje voor Jenny branden. Helaas gesloten. Een klein stukje verder, voorbij de kerk staat een standbeeld van de beroemde zanger/tenor Bernamo Gigli. Even verder moet ik rechtsaf. Een klim van 12%. Bovengekomen moet ik even bijkomen. Sta te hijgen als een oud paard. Mijn hemel, wat zijn dat gemene heuveltjes en dan was het nog wel een makkelijk dagje. Volgens May kon ik ook een andere weg nemen, maar had vast veel gemist Het is even over twaalf en ik besluit eerst maar te gaan eten, kan ik even bijkomen. Wat later, wanneer ik weer verder ben gereden valt me op hoeveel huizen en bedrijfsgebouwen hier leeg staan en in verval zijn geraakt. Het is doodstil om me heen, een eenzame kraai schreeuwt in de verte. Ondanks de vele klimmetjes ben ik blij dat ik deze weg heb genomen. Langzaam voel ik ook heb diepe verdriet wegebben, wat nog steeds om me heen hing. Hagedisjes springen weg voor mijn fiets, er is genoeg te fotograferen. Even later hoor ik in de verte een roep, terwijl ik net mijn camera opberg. Johan en Leny, die ik al ver vooruit had gewaand, komen me achterop. Zijn in Umbértine gebleven om een museum te bezoeken. Gezamenlijk rijden we verder. In Duivelsdorp vinden we een terrasje van een zaak die niet open is en blijven daar lunchen. De werkster komt naar buiten, lacht tegen ons en verdwijnt met haar auto naar huis. Even over twee neem ik afscheid, van Leny en Johan. Zal beiden vandaag niet meer zien, omdat ik door Marga wordt opgehaald en zij een ander pension zoeken. Ik wil een kerkje zoeken om in gedachten bij de  Dorp na dorp passeer ik, zonder te kijken in mijn boekje of ik wel de goede weg heb, maar alle kerken zijn gesloten. Een fietser brengt me bij nog twee kerken, ook dicht. Inmiddels ben ik tot de ontdekking gekomen dat ik zover uit de richting ben gereden, en nu weer helemaal terug moet. Ach ja een kilometertje meer of minder maakt niet uit, maar wel dat ik nog steeds op de fiets zit. Geen bankje heb gevonden om tot rust te komen en langs de grote weg rij. Het maakt niets meer uit. Mijn gedachten zijn toch bij Jenny. De laatste kilometers gaan moeizaam richting Assisi. Mijn lichaam en geest zijn doodmoe. Op de brug van Petrignano staat een mooi kapelletje waar ik een gebedje doe en foto’s maak. In Palazzo is de kerk open en kan ik in ieder geval een kunstmatig kaarsje branden voor Jenny. Ernaast ligt een ijssalon. Ben wat vroeg voor de afspraak met Marga, dus even genieten. Van hieruit is het nog maar een paar kilometer naar Tordibetto, waar ik met Marga heb afgesproken bij de pizzeria aan de parkeerplaats. 
begrafenis van Jenny te zijn.

Wanneer we elkaar ontmoeten voelen we beiden dat het goed zit. We laden fiets en bagage in haar auto om de klim naar haar huis te beginnen. Hemeltje, ik had geen idee waar ze woonde, maar het is werkelijk boven op de berg in niemandsland. Ik geniet. Dit is mijn ding. Naast haar huis een heel klein kerkje, waar jaarlijks een of meerdere keren een dienst wordt gehouden. Hier kan ik als eerste even zitten met mijn gedachten alsnog bij Jenny, Maar ook bij alles wat er vandaag weer is gebeurd. Onderweg had ik voor Jenny een zonnebloem geplukt. Van Marga krijg ik een vaasje en zet dit bij het Mariabeeld in de kerk. 

Marga en ik liggen elkaar goed en zijn beiden gesteld op eigen vrijheid, waardoor we elkaar niet bezig hoeven te houden. Ze heeft gevraagd of ik een paar dagen wil blijven. In ieder geval tot maandag of dinsdag. Aangezien ik voel hoe moe ik nu ben, geef ik mezelf ook die tijd. Een groter probleem is de hond. Het is een boxer, Wanda, die constant tegen je opspringt en daar niet mee stopt. Het is schipperen, maar ook daar leren we beiden mee leven. 

’s Avonds rijden we nog even naar het dorp. Voor 5 cent koopt ze daar een liter water in de automaat en kan kiezen met of zonder bubbels. Ondertussen loop ik het dorp in waar de hele  week feest is. Zondagavond gaan we er samen heen. Op de terugweg plukken we bij de buurjongen nog even de sla voor de avond uit de tuin. Heb ondertussen maagpijn van de honger. Zo laat eten, wat hier normaal is, ben ik niet aan gewend. Mijn maag moet zich voor nu maar even omschakelen.

Totaal gereden km. 1869,23






































































 

 

 

Geen opmerkingen: